Genetische Diversiteit
Genetische afwijkingen:
De meeste erfelijke afwijkingen zijn recessief. Een nakomeling wordt pas ziek als beide ouders het afwijkende gen doorgeven. Door slimme oudercombinaties te maken kun je voorkomen dat pups lijden aan een erfelijke ziekte.
Een hond heeft 50% van de genen van
zijn vader en 50% van de genen van zijn moeder. Welke 50% dat is, weten we van
te voren niet.
Je ziet vaak wel overeenkomsten bij pups in het zelfde nest, echter kunnen ze ook wat verschillen van elkaar.
Voor genendiversiteit zijn er zo veel mogelijk unieke genen
nodig.
De gevolgen van lage genetische diversiteit, ofwel hoge inteelt, zijn onder andere:
- minder lang leven;
- verminderde vruchtbaarheid;
- kleinere nesten pups;
- slechter immuunsysteem;
- grotere kans op erfelijke ziekten.
De onderstaande video geeft een goede uitleg over hoe inteelt kan ontstaan en wat de gevolgen zijn.
Aan de oorsprong van elk ras staan een relatief klein
aantal honden. Het is bij rashonden, die binnen een gesloten stamboek gefokt worden, dus extra belangrijk om de genetische diversiteit of wel de inteeltwaarde te
berekenen. Vele generaties terug komen vaak dezelfde ouderdieren voor.
Als je 2 niet verwante honden met elkaar combineert, dus bijvoorbeeld 2 honden
van verschillende rassen is de inteeltwaarde 0%. Als je een halfbroer met een
halfzus combineert is de inteeltwaarde 12,5%.
Er zijn verschillende manieren om de genetische diversiteit, ook wel inteeltcoƫfficiƫnt (COI) van een hond te bepalen:
-Door middel van een kansberekening op basis van
stamboomgegevens.
De COI waarde die uit deze berekening komt is een goede indicator mits de
stamboom helemaal compleet en correct is. Een stamboom kan echter 'liegen', er
kunnen typefoutjes gemaakt zijn of gegevens kunnen niet terug te vinden zijn.
Zo worden in Nederland bijvoorbeeld geen voorouders van buitenlandse honden
geregistreerd in de online database voor rashonden.
-Door middels van een analyse op basis van DNA
Het wangslijm van de hond wordt dan door een laboratorium onderzocht op
genetische diversiteit en tevens wordt het DNA gecheckt op genetische
afwijkingen. Er zijn veel voorbeelden waarbij de genetische diversiteit echt
anders (slechter) is dan de COI berekend aan de hand van een stamboom.
Genetische diversiteit voor kruisingen en rashonden
Ook voor kruisingen is het de genetische diversiteit van de ouderhonden op basis van DNA te onderzoeken. Vaak is er geen stamboom en weten we niet wat de afkomst is. Het kan zo maar voorkomen dat 2 honden met een ander uiterlijk toch dezelfde genetische achtergrond hebben.
Om een zo gezond mogelijke hond te fokken moeten we dus
zorgen dat de hond zoveel mogelijk verschillende genen meekrijgt van zijn
ouders. Hij heeft dan een hoge genetische diversiteit waardoor de gevolgen van
inteelt voorkomen worden. Voor een ras is het verstandig om
er voor te zorgen dat je zoveel mogelijk honden inzet voor de fok. Een broer en
een zus kunnen namelijk een ander pakket genen van de vader en van de moeder
meegekregen hebben. Het is dan beter om met beide honden te fokken dan met die
ene (kampioens)hond. We noemen dit 'breed fokken'